Hulp aan onderduikers
Friesland was een relatief veilige provincie voor onderduikers. De wat afzonderlijke ligging, de minder makkelijke toegankelijkheid van het boerenland en de voldoende bereidheid van de bevolking om schuilplaats te bieden vormen hiervoor waarschijnlijk de verklaring. Toen in 1941 de eerste onderduikers kwamen moesten er adressen voor hen worden gevonden. Harry, die voor zijn verzetswerk de hele provincie had doorkruist, had mede hiervoor een basis gelegd. In elk van de zo ontstane verzetshaarden (veelal de latere knokploegen) zorgde men daarvoor. De binnenkomende mannen die anders in Duitsland moesten werken, de ook uit Duitsland komende joden en anderen, kregen zo een schuilplaats. Voor de onderduikers moest bovendien gezorgd worden. Een koerierster heeft daarbij verteled dat Reeskamp relatief veel moeite heeft gedaan voor joden, voor wie het moeilijk was om een plek te vinden.
Geld en distributiebonnen waren nodig. De boeren moesten hun kosten vergoed krijgen. Vaak 5 à 10 gulden per week. Soms zelfs als zij er in de hooitijd een arbeidskracht aan hadden. Ook voor het verzetswerk was geld nodig. Later, in ongeveer 1943, toen de hulp aan onderduikers meer gecoördineerd werd in de L.O.(LandelijkeOrganisatie) en er ook geld ter beschikking kwam, was dat minder nodig. Het wel nodige geld kwam uit vrijwillige bijdragen of werd gedwongen afgestaan bijvoorbeeld door een zwart handelaar of door boeren die geen offers voor onderduikers wilden brengen.
Bonkaarten werden verkregen door overvallen op distributie-kantoren. Dobbe begon daarmee in Joure. In oktober 1942 direct gevolgd door Harry in Wommels en later o.a. in Rauwerd, Mantgum en Bolsward.
Bonkaarten die teveel waren, werden elders in het land verkocht. Zo arresteerde na verraad, S.D. commandant Horak Reeskamp met bonkaarten in zijn bezit in hotel-restaurant De Doelen in Arnhem. Ds. Overduin die later binnenkwam om kaarten in ontvangst te nemen, werd ook gearresteerd.
Na hardhandige ondervraging wist hij na een voorgewende maagbloeding uit het BinnenGasthuis in Amsterdam in december 1942 te ontsnappen dankzij de medewerking van een arts, een verpleegster en brigadier Akkerman. Harry ging weer terug naar Friesland om zijn werk voort te zetten. Aan zelfverrijking deed Reeskamp nooit, zoals ook later in uitvoerig onderzoek door de Financiële Opsporingsdienst zou blijken.